De schepper kan zich nooit vergissen,
Want mocht een mens soms humor missen
Dan heeft hij zeker andere gaven
Waaraan zijn naaste zich kan laven.
Bij voorbeeld hartelijkheid,
Die charme
Kan een heel huis centraal verwarmen.
Hij kan mooi zingen of vertellen, boetseren,
Dichten, als Gezelle.
De schepping biedt zo’n kleurrijk beeld
Omdat de gaven zijn verdeeld.
En humor vormt in dat boeket
Van gaven Gods
Slecht één facet.
Wie altijd maar wacht
Op gunstige wind
Komt nooit aan zaaien toeWie altijd maar wacht
Op beter weer
Komt nooit tot maaienZoals je niet weet
Hoe een kind gaat leven
In de schoot van een moeder
Zo weet je ook niet
Hoe God werkt.Begin maar gewoon
’s morgens te zaaien
En gun je handen geen rust
Voor het avond is.
Ontmoeten
Ontmoeten is meer dan iemand tegenkomen of bij elkaar zijn. Je ontmoet niet zoveel mensen.
Ontmoeten heeft iets van verwondering en herkenning.
De ander is antwoord op de vraag op iets in jou.
Een echte ontmoeting raakt je.
Ze vraagt openheid van jou.
Niet dat je alles moet zeggen tegen de ander.
Maar wel dat die ander jou iets mag zeggen of vragen.
Ontmoeten is die ander binnen laten in het huis van jezelf.
Met als risico dat hij of zij ontdekt dat niet alles echt is in jouw huis. Dat jij je soms anders voordoet, dat je kwetsbaar bent en anderen gewoon napraat.
Iemand ontmoeten is iemand binnenlaten in de binnenste cirkel van je leven. Hij zal vragen naar je ervaringen, gewoontes, gevoelens en opvattingen.
Pas als je die ander zo diep laat binnendringen,
kun je van een ontmoeting spreken.
Een echte ontmoeting laat sporen na.
Over de Tao praten, dat
kan, maar niet over de oneindige Tao.
Een naam geven, dat kan, maar niet aan de eeuwige Tao.
Het is de bron van hemel en aarde, en daarom zonder naam.
Wel kunnen we de Tao duiden als de 'Moeder' van alles.
Zoek naar de essentie van de Tao, ook al is deze altijd verborgen.
Zoek naar de buitenkant van de Tao, want deze is altijd zichtbaar.
Innerlijk en uiterlijk vloeien uit dezelfde bron, ook al heten ze anders.
Beide zijn het wonderen.
Het wonder achter de wonderen, daar gaat het om.
Deze openingstekst is de meest geciteerde Tao
tekst.
De kern van het hele boek wordt er in uitgelegd.
Hier wordt het wonder van de schepping behandeld.
Vergelijk de bijbeltekst Johannes I,I:
'in den beginne was het woord en het woord was God.'
Er is iets dat ons bevattingsvermogen te boven gaat.
Er is een fase, voordat er materie is.
Dan komen er twee werelden: het onzichtbare en het zichtbare.
Binnenkant en buitenkant. Wit en zwart. Yin en Yang.
Vrouw en man, het zachte en het harde.
Materie is de buitenkant.
Het gaat om de combinatie van beide.
De Tao, altijd op zoek naar de kern,
het wonder van het leven, de Tao.
Chinese lettertekens hebben soms meer betekenissen.
Van deze tekst zijn daarom uiteenlopende vertalingen in omloop.
Soms wordt het begrip
Tao bijvoorbeeld met 'woord' vertaald.
Klik hier voor meer Tao teksten
Door kapotgeschoten straten
Zonder vader, zonder land
Loop je hulpeloos verlaten
Aan je moeders warme hand
Als een schaap tussen de wolven
Naar bestemming onbekend
Niemand ziet hoe klein je bent
Niemand ziet hoe klein je bent
Maar morgen zal het vrede zijn
Dan zal de zon je strelen
Zal de wereld weer je speeltuin zijn
En kun je rustig spelen
Na de winter wordt het lente
Wordt de grijze lucht weer blauw
Ook al ben je uit de oorlog
Gaat de oorlog nog uit jou?
Mooie ogen zijn vergiftigd
Zijn aan het geweld gewend
Niemand ziet hoe klein je bent
Niemand ziet hoe klein je bent
Septemberlied September, als de zomer
allengs ten einde raakt,
geen maand die mij zo treurig
en zo weemoedig maakt Groen en goud, nog mogen alle tuinen,
bloeien in een najaarszonnebad,
maar de morgens worden merkbaar killer
en er valt al af en toe een blad
Het jaar heeft onontkoombaar
zijn beste dagen weer gehad. De schaduwen steeds langer,
steeds korter blijft het licht,
een nieuwe barre winter
waait almaar meer in zicht. Melodie
:
http://www.erikbrey.com/files/Septemberlied.mp3 |
|
Weggaan is iets
anders Rutger Kopland
|
Quiz Goed, daar gaan we, knappe koppen Houd de vingers bij de knoppen En houd goed in het vizier Ieder antwoord is een dier
Welke mol zou graag beroofd zijn Welke ree
houdt in de gaten Welke mus
blijft ervoor waken |
Welke tor maakt kleine gaatjes Meestal twee – in alle blaadjes Maar ook in uw deur of hor? Dat is de Perfora-tor
Welke gans ziet
met de zijnen Welke koe – we
gaan besluiten |
Als ik alleen ben onder de sterren stil, en ademend zacht Naderen ijle stemmen van verre door de zuivere nacht
’t Lijkt het ruisen van de bomen maar ik hoor zoveel meer hoor het zo elke keer
’t Is of iets nabij wil komen voel het zo elke keer voel het zo telkens weer
Als ik alleen ben onder de hemel heel aandachtig en stil ver van geluid, geweld en gewemel voel ik een tedere wil
Voel een lichte leegte bij me denk dat het liefde heet Denk dat het liefde heet.
|
dat ik het bijna weet Dat ik het bijna weet
Met de nacht en alle sterren zwijgend om me heen zeggen stemmen mij van verre:
Niemand is alleen Niemand is alleen
Nee, niet alleen.
Uit het album: Stemmen in de nacht. Lenny Kuhr zoals zij Schubert zingt. Piano: Nico van der Linden Teksten: Herman Pieter de Boer.
|
Ik hoor het licht het zonlicht pizzicato
de warmte spreekt weer tegen mijn gezicht
ik lig weer dat gaat zo maar niet dat gaat zo
ik lig weer monomaan weer monodwaas van licht.
Ik lig languit lig in mijn huid te zingen
lig zacht te zingen antwoord op het licht
lig dwaas zo dwaas niet buiten mensen dingen
te zingen van het licht dat om en op mij ligt.
Ik lig hier duidelijk zeer zuidelijk lig zonder
te weten hoe of wat ik lig alleen maar stil
ik weet alleen het licht van wonder boven wonder
ik weet alleen maar alles wat ik weten wil
Hans Andreus
uit: Muziek voor kijkdieren,
De Windroos 1951
Toen ik vanmorgen buitenkwam
bracht de wind zo'n geurtje mee
van honing, hooi en zonnebloemen
en een vleugje zand en zee.
En alles was nog stil
de schommelstoel op het terras,
de roze rozenstruik en ik
op blote voeten in het gras.
Twee wolkjes zeemden ijverig
de lucht van lichtblauw glas.
Ze wuifden naar de zon
die net als ik al wakker was,
terwijl daarbinnen iedereen
nog steeds te slapen lag.
En ik begreep: dit wordt
de allermooiste zomerdag.
Ilse Kleberger
Weißt du, wie der
Sommer riecht?
Nach Birnen und nach Nelken,
nach Äpfeln und Vergißmeinnicht,
die in der Sonne welken,
nach heißem Sand und kühler See
und nassen Badehosen,
nach Wasserball und Sonnenkrem,
nach Straßenstaub und Rosen.
Weißt du, wie der
Sommer schmeckt?
Nach gelben Aprikosen
und Walderdbeeren, halb versteckt
zwischen Gras und Moosen,
nach Himbeereis, Vanilleeis
und Eis aus Schokolade,
nach Sauerklee vom Wiesenrand
und Brauselimonade.
Weißt du, wie der
Sommer klingt?
Nach einer Flötenweise,
die durch die Mittagsstille dringt:
Ein Vogel zwitschert leise,
dumpf fällt ein Apfel in das Gras,
der Wind rauscht in den Bäumen.
Ein Kind lacht hell, dann schweigt es schnell
und möchte lieber träumen
Vakantie
Ingezonden door Annet
Liggend in het gras,
een bloem tussen je tenen,
kijk je naar de hemel
schapenwolken trekken voorbij.
Zittend op een duintop,
ligt de wereld aan je voeten.
Je kijkt naar de golven
en de zee vertelt een verhaal.
Lopend door het bos,
de wind speelt met je haar,
luister je naar de vogels,
die het hoogste lied zingen.
Even ben je net zo vrij als zij.
Even ben je dichtbij God.
En straks heb je weer kracht genoeg,
om verder te trekken.
(uit: De Kasteelbode, juli 2007)
De maan is
opgekomen.
De wereld die
verstilde
Ziet
gij de maan? De schone
|
Wij mensen, arm
en zondig,
Doe ons uw heil
aanschouwen,
Laten wij amen
zeggen
|
Ik wil alleen zijn met de zee,
ik wil alleen zijn met het strand,
ik wil mijn ziel wat laten varen,
niet mijn lijf en mijn verstand.
Ik wil gewoon een beetje dromen
rond de dingen die ik voel
en de zee, ik weet het zeker,
dat ze weet wat ik bedoel.
Ik wil alleen zijn met de golven,
'k wil alleen zijn met de lucht,
ik wil luist'ren naar mijn adem,
ik wil luisteren naar mijn zucht.
Ik wil luist'ren naar mijn zwijgen,
daarna zal ik verder gaan
en de zee, ik weet het zeker,
zal mijn zwijgen wel verstaan.
Toon Hermans
Ik stak de lamp aan.
In de avondtuin
blinken de kleuren op
en allerwegen
vliegen vlinders onverwacht.
Drie dikke hommels doen nog mee
zo laat.
Nu overal beweging. Soms
ontwaken uit hun roerloosheid
zelfs de bloemen.
Ik deed alleen het licht aan.
Meer niet.
H. Andriessen
|
|
|
natuurgeweld
barst los in 'n prachtig spel de regen dient zich aan grote druppels storten in groten getale neder terwijl hemelvuur oplicht oorverdovend het gedonder wat kort erop volgt beeldschoon samenspel van de elementen in hun volle glorie |
|
Wacht niet
op zorgeloze dagen om gelukkig te zijn,
want altijd zal er een probleem zijn
dat je zorgen geeft.
Wacht niet
op waardering van iedereen om gelukkig te zijn,
want altijd zal er iemand
kritiek op je hebben.
Wacht niet
op een dag zonder fouten om gelukkig te zijn,
want altijd maak je ergens
een grote of kleine blunder.
Wacht niet
tot iedereen vriendelijk voor je is om gelukkig te zijn,
want altijd zal er iemand
jaloers op je zijn.
Wacht niet
tot ze je “genoeg” betalen om gelukkig te zijn
want altijd zul je minder verdienen
dan je meent waard te zijn.
Wacht niet
tot je bij iedereen gelijk haalt om gelukkig te zijn,
want altijd zal iemand denken
het toch veel beter te weten.
“Wees gelukkig”!
Ook voor jou wordt het elke dag licht!
Saïdja en Adinda
(Uit: "Max
Havelaar" van Multatuli)
Ik weet niet waar ik sterven zal.
Ik heb de grote zee gezien aan de Zuidkust,
toen ik daar was met mijn vader om zout te maken.
Als ik sterf op de zee, en men werpt mijn lichaam in het diepe water, zullen er
haaien komen.
Ze zullen rondzwemmen om mijn lijk, en vragen:
'wie van ons zal het lichaam verslinden dat daar daalt in het water?'
Ik zal 't niet horen.
Ik weet niet waar ik sterven zal.
Ik heb het huis zien branden van Pa-ansoe,
dat hijzelf had aangestoken omdat hij mata-glap was.
Als ik sterf in een brandend huis,
zullen er gloeiende stukken hout neervallen op mijn lijk.
En buiten het huis zal een groot geroep zijn
van mensen die water werpen om het vuur te doven.
Ik zal 't niet horen.
Ik weet niet waar ik sterven zal.
Ik heb den kleinen Si-oenah zien vallen uit den klappa-boom,
toen hij een klappa plukte voor zijn moeder.
Als ik val uit een klappa-boom, zal ik dood neerliggen aan de voet, in de
struiken, als Si-oenah.
Dan zal mijn moeder niet schreien, want zij is dood.
Maar anderen zullen roepen: 'zie, daar ligt Saidjah!' met harde stem.
Ik zal 't niet horen.
Ik weet niet waar ik sterven zal.
Ik heb het lijk gezien van Pa-lisoe, die gestorven was van hogen ouderdom, want
zijn haren waren wit. Als ik sterf van ouderdom, met witte haren,
zullen de klaagvrouwen om mijn lijk staan.
En zij zullen misbaar maken als de klaagvrouwen bij Pa-lisoe's lijk.
En ook de kleinkinderen zullen schreien, zeer luid.
Ik zal 't niet horen.
Ik weet niet waar ik sterven zal.
Ik heb velen gezien te Badoer, die gestorven waren.
Men kleedde hen in een wit kleed, en begroef hen in de grond.
Als ik sterf te Badoer, en men begraaft mij,… buiten de dessah, …
oostwaarts… tegen den heuvel, waar 't gras hoog is,…
………………………………………………………………..
Dan zal Adinda daar voorbijgaan, …en de rand van haar sarong zal
z a c h t k e n s v o o r t s c h u i v e n langs het gras ...
…………………………………………………………………………….
Ik zal het horen.
Een misverstand
Hein Stufkens
Ik was te Cadzand aan het strand
Getuige van een misverstand,
Toen ik twee golven hoorde spreken
Precies voordat ze zouden breken.
De ene riep: “Het is gedaan,
wij zullen hier te pletter slaan!”
De ander zei beslist: “Welnee,
Je bent geen golf, je bent de zee”.
Zand en Steen
Ingezonden door Annet
Klik hier voor de powerpoint
De
Geest des Heren heeft
een nieuw begin gemaakt, Wij
zijn in Hem gedoopt Hij zalft ons met zijn vuur. De
geest die ons bewoont
verzucht
en smeekt naar God
|
Vandaag
Heb ik het
Dag zien worden
Opnieuw heb ik gekeken
Met de ogen van een kind
Er was geen wind
Alleen een zachte nevel
Op de grond
Die als een donzen doek
De aarde nog bedekte
Toen kwam de zon
En over ’t land
De bomen en de struiken
En het bloeiend hout
Verscheen een waterval
Van vloeibaar goud!
Ina Sipkes - Smit
De regen viel geweldig
uit de lucht.
Elk bleef in huis, of bergde zich ter vlucht.
Doch Krelis ging bedaard zijn wegen.
Hij scheen, hoe ’t regende, niet verlegen.
Klaas, die het zag, riep lachend: “Maat!
Gaat gij zo langzaam langs de straat?”
Maar Krelis, schoon zijn kleren dropen, -
De regen stoof gelijk een rook, -
Sprak: “Lieve Klaas, wat helpt mij ’t lopen?
Het regent ginder ook!”
Adrie: Dit
versje staat in mijn “Versjesschrift”.
Het versjesschrift werd gebruikt voor “schoonschrijfoefeningen”
Dit gedichtje is geschreven in het voorjaar van 1954, ik was toen 11 jaar.
Vrijheid
Ingezonden door Annet
Als vrijheid een woord is, is het dan gelogen ?
Als vrijheid te koop is, kost het dan een vermogen ?
Als vrijheid een weg is, zijn we dan halverwege ?
Als vrijheid een cadeau was, zou jij het dan geven ?
Als vrijheid een mens was, is hij dan nog in leven ?
Of is vrijheid een vuur, dat ons van binnen verwarmt ?
Of het licht van de zon dat ons als een warme gloed omarmt ?
Vrijheid is een vuur waaraan je je kunt branden,
Maar ook het meest kostbare bezit in onze handen.
(uit: “De Kasteelbode” Dussen-Hank 3 mei 2007)
Op een recht, zwart kousenbeen,
dunne rokjes opgeheven,
dansend in de vroege regen
en de tuin voor zich alleen,
staan twee jonge appelbomen,
't witte bloed omhooggestegen,
vlinder-hoofden wijd omgeven
door hun aller-eerste dromen.
Met hun smalle voet in 't gras,
ingetogener en lomer
staan zij later in de zomer
na te peinzen hoe het was.
Voller wordend met de dagen,
vastgegroeid in 't ogenblik,
bestemd, mijn zustertjes, - als ik -
te wortelen, rijpen en vrucht te dragen.
----------------------------------------
Uit: 'De
vogel Phoenix', 1947.
Schrijver:
M. Vasalis
Het dorp